Foto: ISO 200 | 14mm | f11 | 2,5 sec | 20 november 2021
In veel gevallen zien we – en ik ben daarin geen uitzondering – de ‘vrouwelijke’ kant van de natuur in al haar schoonheid, rijk aan harmonieuze kleuren en sierlijke vormen.
Daarentegen wordt de masculine kant van diezelfde natuur door menig fotograaf onderbelicht en zo ook door mij. En juist dat onstuimige heeft voor mij iets ongelooflijk fascinerends. Ruw, grillig en daardoor ongrijpbaar. Omstandigheden die je als fotograaf moeilijker kan plannen. Laat staan vastleggen. Storm, onweer, hoge zeegolven…. ik heb ze tot nu toe nog niet kunnen ‘vangen’. In ieder geval niet zoals ik dat als fotograaf zou willen.
Onlangs waren we op pad om de herfst te fotograferen. In een bosgebied waar vormen, heuvels en herfstkleuren mooi samenkomen. Aan de rand van dit sierlijke beukenbos gaat het plotseling over naar een diepdonker bos vol hoge coniferen. Het licht komt moeilijk door en alleen aan de rand van het bos zie je nog wat herfstkleuren van de beuken. En hoe meer we het coniferenbos inlopen des te donkerder het om ons heen wordt.
Te midden van al dat donkerte zien we ineens lichtbruine houtspaanders om ons heen. Méters ver…. We lopen het spoor achterna, want hoe dichterbij we komen hoe meer grotere stukken we zien liggen. Hier moet haast wel iets heftigs zijn gebeurd en dat gevoel wordt ons bevestigd als we één conifeer zien staan, waarvan de bast volledig is opengereten. Dát moet een enórme blikseminslag zijn geweest!
Het vocht van de boom zit (vooral) in de bast. Een fantastische bliksemgeleider. En dus loopt over de gehele lengte van de boom één grote rechte lijn naar beneden. Rechtstreeks de bodem in. Het geluid moet oorverdovend zijn geweest! Om hier nu rond te lopen doet mij wederom beseffen dat àls de oerkrachten iets willen… er niets, maar dan ook werkelijk helemaal niets hun tegen houdt.