Foto: ISO 200 | 14mm | f4 | 1/500 sec | 31 januari 2021

Tot een paar jaar terug kende ik het niet. En als je door het bos loopt kan het makkelijk aan je oog onttrokken worden. De juiste omstandigheden moet je dan ook toevallig leren kennen. En dit keer is het zo ver. Zoals gebruikelijk zijn we ‘s-ochtends vroeg op pad. Maar nu ligt de buitentemperatuur rond het vriespunt. Onze kansen zijn het grootst op schaduwrijke plekken, waar we zoeken naar dood en nat loofhout, zoals beuken.

In het kernhout van die dode takken komen namelijk schimmels voor die via de (zeer) kleine openingen van het hout vocht afscheiden. En als de luchttemperatuur nèt iets onder nul graden ligt krijgt dat vocht niet meer de kans te verdampen. Waardoor het naar buiten geperste vocht direct bevriest. Zo ontstaan er lichte wollige ijsstructuren, die je doen denken aan het flinterdunne witte haar van je (groot)ouder.

De luchttemperatuur moet nu niet verder dalen, want dan krijgt dit ijshaar niet meer de gelegenheid z’n sneeuwbaard verder te laten groeien. Er kan dan immers onvoldoende vocht worden geproduceerd.

Voorzichtig begeef ik mij rond het ijshaar, dat uiterst kwetsbaar is en snel kan afbreken. Het is dan ook lastig een goede compositie maken. Met een macrolens krijg je weliswaar detail, maar dat is voor mij iets te veel van het goede: ik mis het complete beeld. En kies er voor de omgeving in mijn compositie mee te nemen….

Reacties

Geef een reactie

een × 4 =

Translate »